Toen ik het voorstel voor de uitgave van 'De dood en Belgische chocolade' opstuurde, schreef ik dat het boek is ontstaan uit liefde voor Leuven en onder invloed van de hoeveelheid pralines die ik heb gegeten. Ik maakte geen grapje.

Mijn schrijven en mijn zijn in Leuven lijken sterk op elkaar. Ooit proefde ik ervan, maar zette het toen op het schap met het label ‘onrealistisch’.
Ik heb altijd geschreven – maar nooit langere vormen. En hoewel het betreden van de wereld van auteurs en schrijfsters een droom was, deed ik er weinig aan om die waar te maken. Toch was schrijven altijd aanwezig in mijn dagelijks leven: in mijn werk als lerares Nederlands, in het beheren van sociale media, het schrijven van educatieve en vakartikels, en uiteindelijk ook in het maken van handleidingen voor moeders.
Het was dankzij die laatste dat de vonk van het ‘schrijven’ echt opflakkerde. En het verlangen naar méér volgde vanzelf.

Het was hetzelfde met Leuven. Ik leerde de stad kennen rond 2009. Hier studeerde en promoveerde mijn toekomstige man. Terwijl ik in Polen studeerde en later werkte, was hij in Leuven. Toch associeer ik de stad niet met de moeilijke tijd van onze scheiding, maar met een opbloeiende liefde, lange wandelingen, onafhankelijkheid, samen zijn. Met liefde. Uiteindelijk keerden we terug naar Polen en het leven ging zijn eigen gang.

Uiteindelijk gebeurde het zo dat we, nu als echtpaar met drie kinderen, terugkeerden naar Leuven, dat ons thuis werd. Opnieuw ontdekten we deze stad. En één vervulde droom leidde tot de gedachte dat ik ook een tweede kon waarmaken. Ik begon te schrijven. En sinds die tijd ben ik niet meer gestopt, en uit dat schrijven is een boek geboren dat inmiddels al op vele boekenplanken staat. En er zullen er nog meer komen. En ik weet dat dromen soms wat later naar ons toe komen dan we zouden willen. En daarover zal ik ook schrijven.

